Leef je in

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: leef je in. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT INLEVEN?
Bij ontwerpen is het belangrijk om jezelf te verplaatsen in anderen. Je noemt dit ook wel empathie. Je probeert er achter te komen hoe anderen de wereld zien, hoe ze zich voelen, hoe ze iets zouden doen. Je probeert ze te begrijpen. Daar kun je veel van leren. Het helpt je om wensen van anderen en problemen waar ze tegenaan lopen te ontdekken. Zo kun je oplossingen bedenken die voor veel verschillende mensen goed te gebruiken zijn. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘leef je in’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM INLEVEN?
Mensen zijn geneigd om vanuit zichzelf te denken. Maar ideeën die voor jezelf precies goed zijn, werken niet altijd goed voor anderen. Als je ontwerpt, wil je ideeën bedenken die goed werken voor de mensen die het probleem hebben. Dat noem je de doelgroep. En dus niet alleen ideeën die goed voor jezelf werken!

Doe de volgende oefening. Laat iedereen zijn ideale speelgoed tekenen of beschrijven. Laat kinderen dit eerst in tweetallen en daarna in viertallen met elkaar delen. Bespreek na met de hele groep hoeveel verschillen er waren. In deze groep is iedereen (waarschijnlijk) van ongeveer dezelfde leeftijd en iedereen komt ook uit hetzelfde deel van Nederland. Stel dat we ook mensen met andere leeftijden en uit andere landen deze vraag hadden gesteld? Als je een speelgoedfabrikant zou zijn en zoveel mogelijk speelgoed zou willen verkopen, wat zou je dan moeten doen? 

WAT HELPT OM IN TE LEVEN?

  1. Bouw en speel het probleem na. In het klein met speelgoedfiguren of in het groot zodat je het zelf kunt naspelen. Zo krijg je meer inzicht in het probleem. Wil je dit met een abstracter probleem doen? In dit handboek van WAAG society staat Tool 10 Probleem in kaart brengen, gebaseerd op onze werkvorm, waarmee dit kan.
  2. Gebruik (prenten)boeken. Boeken helpen je om je in iemand anders te verplaatsen. Ook staan boeken vol met wensen en problemen van de personages. Kinderen zijn vaak enorm gemotiveerd om de hoofdpersonen te helpen met het oplossen van hun probleem!
  3. Verdiep je in anderen door een interview. Ga in gesprek met mensen die met het probleem te maken hebben. 
  4. Ervaar zelf hoe het is om iemand anders te zijn. Schrijf bijvoorbeeld je naam zonder je handen te gebruiken. Dit oefen je ook in de les Inleven Reuma. Bekijk het bijbehorende filmpje.
  5. Werk met persona’s tijdens het ontwerpen. Een persona is een verzonnen persoon die symbool staat voor een bepaalde groep mensen die met het probleem te maken hebben. Persona´s helpen om met de verschillende mensen rekening te houden.
  6. Test hoe anderen iets aanpakken met een gebruiksonderzoek. Je laat anderen een product of je idee testen. Daar komen altijd interessante ontdekkingen uit voort die je helpen om je idee te verbeteren. Je kunt een gebruiksonderzoek tijdens het probeem verkennen inzetten, zoals in de les Consumententest, maar ook later in het proces, zoals in de les Spelontwerp – Tafels leren

HOE OEFEN JE INLEVEN?

  • Oefen met je in anderen verplaatsen Print deze Help-een-probleem! kaarten en snijd ze los. Geef elk kind een kaart. Laat iedereen rondlopen. Als twee kinderen elkaar tegenkomen, geven ze een high five en laten ze elkaar hun kaart zien. Ze bespreken hoe het voor diegenen op de kaartjes is om het probleem te hebben. Daarna bedenken beide kinderen voor de kaart van de ander twee oplossingen. De twee leerlingen wisselen hun kaarten en lopen verder op zoek naar een nieuwe high five.
  • Oefen met observeren Laat de kinderen een vel papier in drie kolommen verdelen: wat, hoe en waarom. Laat de kinderen ergens gaan zitten waar ze iemand anders kunnen observeren. Alles wat diegene doet, schrijven ze in de ‘wat’-kolom. Hoe iemand de handeling uitvoert, komt in de ‘hoe’-kolom. Denk aan blij, verveeld, moeizaam,  snel. In de ‘waarom’-kolom komt de reden van de handeling. Natuurlijk kunnen de kinderen dit niet zeker weten, ze gaan dit zo goed mogelijk proberen te raden.
  • Oefen met anderen laten meedenken Maak teams van vier kinderen. Alle kinderen binnen een team vertellen aan elkaar hoe ze het liefst spelen. Vervolgens gaat elk kind speelgoed ontwerpen dat door álle andere kinderen in de groep leuk gevonden wordt. Tenslotte presenteren de kinderen binnen een team de ontwerpen aan elkaar en geven ze feedback. Is het goed gelukt om te luisteren en met de wensen van anderen rekening te houden?   

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Denk alle kanten op

Ontdek alles over de ontwerpvaardigheid: denk alle kanten op. Eén van de zeven belangrijke vaardigheden die je ontwikkelt als je ontwerpt.

WAT BETEKENT ALLE KANTEN OP DENKEN?
Bij ontwerpen is het belangrijk dat je veel verschillende ideeën kunt verzinnen. Dat vergroot de kans op goede en originele ideeën enorm. Deze vaardigheid wordt ook wel divergent denken genoemd. Je kunt elk kind zoveel mogelijk ideeën laten verzinnen. Maar dat hoeft niet altijd: als je een groep kinderen elk één idee laat verzinnen, heb je samen ook veel ideeën. Wil je kinderen uitleggen wat deze ontwerpvaardigheid inhoudt? Download hier een beschrijving van ‘denk alle kanten op’ speciaal geschikt voor kinderen.

WAAROM ALLE KANTEN OP DENKEN?
Als eerste ingeving heb je bijna nooit een heel bijzonder idee. Dat gebeurt wél als je veel ideeën verzint. Doe dit experiment om duidelijk te maken aan kinderen waarom één idee verzinnen niet verstandig is:

Vertel de kinderen dat je een aantal vragen voor ze hebt. De antwoorden schrijven ze zo snel mogelijk op papier. Het geeft niks als antwoorden fout zijn. Vandaag is er geen goed en fout. Dit wordt niet nagekeken. Je kunt ook dit filmpje gebruiken.
Hoeveel is 7 + 4?
Hoeveel is 55 + 8?
Hoeveel is 16 + 22?
Hoeveel is 25 + 46?
Hoeveel is 123 + 8?
Hoeveel is 63 + 21?
Snel! Schrijf een gereedschap en een kleur op.

Waarschijnlijk zit er niet zo veel variatie in de antwoorden. Hamer is waarschijnlijk veel genoemd, net als rood of blauw (of de kleur van de pen, waarmee ze schrijven). Denk je dat kinderen dit experiment kennen, bijvoorbeeld uit het televisieprogramma Mindf*ck? Dan kun je gereedschap en kleur vervangen door fruit en meubel.

WAT HELPT OM ALLE KANTEN OP TE DENKEN?

  1. Start met een goede ontwerpvraag. Bij ‘Hoe kun je naar de overkant’ kun je veel meer verschillende ideeën verzinnen, dan bij ‘Ontwerp een brug’. 
  2. Maak je ontwerphersenen wakker met een energizer. Het verzinnen van ideeën komt minder goed of niet op gang als een energizer wordt overgeslagen. 
  3. Besteed aandacht aan de regels bij verzinnen. Schoolse regels, zoals eerst goed nadenken voor je iets zegt, niet na-apen en letten op je spelling werken bij ideeën verzinnen juist niet goed. Ze belemmeren de creativiteit. 
  4. Gebruik een werkvorm voor het verzinnen van ideeën. Een werkvorm helpt kinderen bij het verzinnen van ideeën.
  5. Zorg dat je ideeënstroom op gang houdt. Stimuleer kinderen zo om voorbij hun eerste idee te denken en steeds nieuwe ideeën te blijven verzinnen.

HOE OEFEN JE ALLE KANTEN OP DENKEN?

  • Oefen met veel ideeën verzinnen. Geef elk kind een blad met cirkels. Laat ze in drie minuten zoveel mogelijk verschillende dingen tekenen van die cirkels. Hoeveel verschillende dingen hebben ze getekend? Wie heeft iets dat iemand anders niet heeft? Heeft iemand cirkels gecombineerd? Herhaal deze oefening zo nu en dan. Bijvoorbeeld met vierkanten of driehoeken. Lukt het de kinderen om meer te verzinnen?
  • Oefen met denken in verschillende richtingen. Pak een rietje. Wat kun je allemaal met een rietje doen? Vraag de kinderen om zoveel mogelijk ideeën te verzinnen. Hoe meer ideeën je verzint, hoe ongewoner en leuker de toepassingen vaak worden. Je kunt er bijvoorbeeld mee blazen, rondjes mee stempelen of een mini-glijbaan voor mieren mee maken. Herhaal de oefening met andere materialen. Denk aan een gum, potlood, satéprikker, paperclip, vel papier, enzovoort.
  • Oefen met bijzondere combinaties maken. Pak random twee verschillende dingen uit de ruimte, bijvoorbeeld een gum en een lepel. Wat krijg je als je een gum combineert met een lepel? Verzin ideeën. Je krijgt bijvoorbeeld een kauwgum, waarmee je kunt gummen of een spelletje, waarbij je de gum met een lepel wegzwiept of een lepel die je na het eten op kunt eten, enzovoort. Herhaal dit telkens met twee andere dingen. Dit kan ook met kaartjes waarop dingen staan. Die vind je hier.  

MEER ONTWERPVAARDIGHEDEN?

Nozie de Nieuwsgierige. Wil je dat jouw leerlingen de ontwerpvaardigheden zelfstandig oefenen? Wil je dit integreren in je lessen? Gebruik dan Nozie de Nieuwsgierige: met de veertig Nozie-kaarten kunnen leerlingen zelf hun nieuwsgierigheid, creativiteit en ontwerpvaardigheden ontwikkelen. Bestel Nozie!

Formatief evalueren. Bestel hier de kaartenset Ontwerpen in Beeld met zeven oefenkaarten van de ontwerpvaardigheden in eenvoudige taal voor de leerlingen én werkvormen om de ontwerpvaardigheden formatief te evalueren.

Mystery bags thuis

Een geheimzinnig zakje of bakje. En een creatieve opdracht. Daar willen kinderen meteen mee aan de slag!

Wil je ook zo’n leuke opdracht voor thuis maken? Print opdrachten. Knip de opdrachten los, doe ze in een pot en laat grabbelen. Of speel als bingo, hoeveel vakjes kleuren jullie vol?

Loop een rondje door je huis en verzamel materialen. Bijvoorbeeld knutselmaterialen:

  • Papier, karton of vouwblaadjes
  • Pijpenragers of ijslollystokjes
  • Elastiekjes, paperclips of lintjes

Kijk ook eens in de keuken:

  • Satéprikkers, cocktailprikkers of rietjes
  • Cupcakevormpjes, papieren borden, bekers of kommen
  • Aluminiumfolie
  • Wasknijpers

Recycle materiaal

  • Lege verpakkingen of flessen
  • WC-rollen
  • Kroonkurken, doppen

Speelgoed

  • Lego, blokken, Kapla, knikkers of pingpongballen

Doe de materialen in een bakje of een zakje. Schilderstape kan handig zijn om erbij te geven, maar hoeft niet. Een schaar en gewoon plakband geef je er natuurlijk alleen bij als dat met alle materialen gebruikt kan worden.

Heel veel plezier!

Mee aan de slag in de klas? Of op zoek naar nog meer ideeën? Kijk dan hier.